VMRG Kwaliteitseisen en adviezen

Dé basis voor het VMRG Keurmerk. Alle bedrijven met VMRG Keurmerk worden op deze hoge eisen gekeurd. Schrijf het VMRG Keurmerk voor in uw bestek, dan bent u verzekerd van een kwaliteitsgevel.

Filter

Selecteer
Hoofdstuk/Paragraaf

10 Glasdaken en daklichtstraten

10.1 Inhoudsopgave

10.1            Inhoudsopgave 
10.2            Europees kader 
10.3            Toepassingsgebied glasdaken
10.4            Veiligheid 
10.4.1                Constructieve veiligheid 
10.4.1.1                     Belastingen algemeen 
10.4.1.2                     Windbelasting 
10.4.1.3                     Sneeuwbelasting 
10.4.1.4                     Eigen gewicht 
10.4.1.5                     Bijzondere belastingen 
10.4.1.6                     NEN-EN 1090 
10.4.2                Brandveiligheid 
10.5            Gezondheid 
10.5.1                Wering van geluid 
10.5.2                Wering van vocht 
10.5.2.1                     Beproevingsmethode waterdichtheid 
10.5.2.2                     Aandachtspunten 
10.5.3                Energiezuinigheid 
10.5.3.1                          Thermische isolatie 
10.5.3.2                          Luchtdoorlatendheid 
10.6            Uitvoering 
10.6.1                Algemeen 
10.6.2                Montage in detail 
10.6.3                Glas 
10.7            Onderhoud

10.2 Europees kader

Er is geen Europese norm voor “Glasdaken”, zoals dat wel is voor vliesgevels (NEN-EN 13830) en deuren en ramen (NEN-EN 14351-1). Glasdaken met een stalen of aluminium draagconstructie vallen wel onder constructieve elementen die voornamelijk door statische lasten belast worden.

Hierdoor is de Europese norm NEN-EN 1090 wel van toepassing op  glasdaken en dient een CE-markering en Prestatieverklaring (DoP) hiervoor afgegeven te worden.

Deze normering is voornamelijk constructief bedoeld en mist voor glasdaken enkele wezenlijke onderdelen. Deze onderdelen staan in onderstaande kwaliteitseisen en adviezen glasdaken verwoord.

10.3 Toepassingsgebied glasdaken

Er zijn een drietal typen te onderscheiden: 

10.3 afbeelding_glasdak2.jpg

Het toepassingsgebied van deze eisen en adviezen glasdaken betreft achteroverhellende uitwendige scheidingsconstructies met een hoek van 0 graden tot en met 80 graden ten opzichte van het horizontale vlak, waarbij glas en/of panelen als vulling gebruikt worden. Bij lagere hellingen wordt vaak gesproken over glasdaken en bij hogere hellingen over schuine glasgevels. Bij een strook spreken we vaak over lichtstroken of dakbeglazing. Voor alle bovengenoemde situaties hanteren we de benaming glasdaken. Kunststof lichtstraten vallen hier niet onder, deze vallen onder NEN-EN 14963. Ook dakramen vallen onder een andere normering, namelijk de NEN-EN 14351-1.

Het glasdak is een uitwendige scheidingsconstructie voor verblijfsruimten en verkeersruimten van alle soorten gebouwen. De criteria zijn ook bruikbaar voor toepassingen zoals atria, overkappingen van stations, ziekenhuizen en winkelpassages, echter met dien verstande dat een aantal eisen, zoals thermische isolatie niet van toepassing hoeft te zijn. In deze kwaliteitseisen en adviezen staan de eisen vernoemd waaraan een glasdak dient te voldoen. Een tweetal aspecten zijn van wezenlijk belang bij glasdaken:

  • Veiligheid
    Zowel beglazing als onderliggende constructie mogen niet bezwijken onder de ontstane lasten.
     
  • Gezondheid
    Uiteraard is waterdichtheid zeer belangrijk bij liggende constructies en dient de onderliggende constructie hierop afgestemd te zijn. Maar ook wering van geluid en de thermische isolatie van een glasdak kunnen zeer belangrijk zijn.
     

10.4 Veiligheid

10.4.1 Constructieve veiligheid

10.4.1.1 Belastingen algemeen

Om te bepalen welke glasdiktes en roedeprofielen moeten worden toegepast in glasdaken, is het van belang om te weten welke krachten er op de beglazing en onderliggende constructie komen. Dit verschilt per situatie.

Aluminium en stalen constructies moeten berekend worden volgens EN 1990, EN 1991-1-1, EN 1991-1-2, EN 1991-1-3, EN 1991-1-4, EN 1991-1-5, EN 1999 (aluminium), EN 1993 (staal), en EN 1090.

In deze normen staan rekenwaardes voor windbelasting, sneeuwbelasting, eigen gewicht en bijzondere belastingen (zoals brand en beloopbaarheid).

De wind- en sneeuwbelastingen zijn afhankelijk van de situatie en locatie. Andere belastingen zijn opgegeven waardes, die gelden voor daken in het algemeen.

Glas wordt berekend volgens NEN 2608:2014.

10.4.1.2 Windbelasting

De wind die tegen/langs een gebouw blaast, resulteert in krachten op het glasdak. Dit kunnen drukkrachten maar ook trekkrachten zijn, door windzuiging. Om te bepalen hoe groot de windbelasting op een glasdak is moeten een aantal gegevens van het gebouw bekend zijn:

  • De situatie en locatie van het gebouw en de gebouwvorm
  • De positie en de verschijningsvorm van het glasdak
     

Situatie & locatie
De hoogte van het gebouw is bepalend voor de windbelasting op het glasdak. Men kan zich indenken dat de windkracht hoger in de lucht meer kracht heeft dan op de grond. Hogere gebouwen moeten berekend zijn op een hogere windbelasting. In de Eurocode zijn waardes opgenomen tot 200 meter hoog. Naast de hoogte van het gebouw, is ook de locatie van belang.

In Nederland zijn 3 windgebieden aangewezen. De afbeelding hieronder laat voor elke provincie zien in welk windgebied deze ligt. Hierbij heeft windgebied 3 de laagste windbelasting (binnenland) en loopt het per windgebied op. Tussen de windgebieden is een zogenaamd ‘overgangsgebied’ van 5 km. Zoomen we verder in op de locatie van het gebouw, is het van belang om te weten hoe het gebouw zich verhoudt ten opzichte van zijn omgeving.

Een gebouw op een open vlakte zal logischerwijs meer vatbaar zijn voor wind dan een gebouw in een stedelijk gebied. Hetzelfde geldt voor hoge gebouwen in een gebied met laagbouw.

10.4.1.2 Aluminium_Functionele-Eisen_Luchtdoorlatendheid_Vliesgevels_WindsnelheidsgebiedenNL.jpg

Om dit te kunnen verrekenen, zijn er 3 terreincategorieën in de Eurocode opgenomen:

  • Bebouwd (III)
  • Onbebouwd (II)
  • Zee of kustgebied (o)

Langs de hele kust, inclusief het IJsselmeer en Markermeer en de eilanden is een kustzoneaangewezen. Deze lijn wordt ook wel windzone 0 genoemd. Deze categorie is toegevoegd, omdat wind vanuit open water sterk aan kracht kan winnen.

Bebouwd of onbebouwd?
Zoals boven beschreven kan het voorkomen dat een gebouw in bebouwd gebied kan staan, maar toch als onbebouwd gezien moet worden, omdat het gebouw hoger is dan de omliggende bebouwing. Om te bepalen wat bebouwd en wat onbebouwd is, wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde terreinruwheid, wat weergeeft hoe gemakkelijk de wind over het terrein kan waaien.

Er is sprake van een bebouwde omgeving als de ruwheidslengte van het omliggende terrein in een bepaalde sector groter of gelijk is aan 0,7 m. Is de ruwheidslengte kleiner dan 0,7 m, dan wordt de omgeving als onbebouwd aangemerkt.


Sector
Onderdeel van het terrein rondom een bouwwerk, dat zich over hoeken van circa 45º rondom het bouwwerk uitstrekt tot een afstand tussen 50 maal de bouwwerkhoogte en ten hoogste 5 km. (zie tabel NB.4)


Ruwheidslengte
Maat voor de ruwheid van het terrein ten aanzien van de wind. (Z0 in tabel NB.3)

10.4.1.2 glasdaken_terreincategorien.jpg

10.4.1.2 glassdaken_afstand_R_tot_hoogte.jpg

Opmerking gebouwhoogte
In het algemeen zal de dakbeglazing op het hoogste punt van het gebouw geplaatst worden. Soms is het echter zo dat een glasdak op een lager gelegen deel is gesitueerd, of dat we een deel van de glasconstructie als gevel uitvoeren.

Voor een glasdak op een lager gelegen dakdeel moet de gebouwhoogte van een eerstvolgende gebouwdeel worden aangehouden. Voor het glasdak op onderstaande figuur dient gebouwhoogte h2 te worden aangehouden. In sommige gevallen (bij grotere gebouwdelen) kan het mogelijk zijn om een lagere gebouwhoogte aan te houden.

10.4.1.2 h2h1.jpg


Voor het bepalen van de extreme stuwdruk gelden er 3 situaties:

10.4.1.2 extreme_stuwdruk.jpg


De stuwdruk uitgerekend door de bovenstaande 3 gegevens in te vullen.

  • De hoogte van het gebouw
  • Het windgebied waarin het gebouw zich bevindt.
  • Een bebouwd of onbebouwd gebied


Op basis van deze gegevens wordt conform de Eurocode een stuwdruk bepaald. De stuwdruk Pw wordt uitgedrukt in N/m2. Deze stuwdruk wordt vervolgens gebruikt om in combinatie met de windvormfactoren tot een windbelasting te komen.
 

Positie en verschijningvorm
Nu bekend is waar het gebouw zich bevindt en hoe hoog het gebouw is, kijken we naar het glasdak zelf. Wat voor soort overkapping is het? Waar ligt het op het dakvlak en onder welke helling ligt het glasdak? Deze vragen hebben betrekking op de windvormfactoren, die verrekend moeten worden met stuwdruk om de windbelasting op het glasdak te bepalen. Alle factoren samen vormen de windvormfactor Ct.

De totale windbelasting wordt dan: Ct . Pw.

De totale windvormfactor Ct op een constructiedeel is opgebouwd uit de windvormfactoren aan beide zijde van het constructiegedeelte: (Ct = Cpi + Cpe,loc).

10.4.1.2 tabelgebouwtype.jpg


De invloed van de positie op de totale windbelasting is hoog. In veel gevallen valt een groot deel van het dak onder positie ‘Midden’. Echter voor de continuïteit van de dakbeglazing wordt standaard positie ‘Rand’ aangehouden. In sommige gevallen is het gunstig om te kijken welke beglazing in ‘Midden’, ‘Rand’ of ‘Hoek’ vallen.

*: een open gebouw heeft als aandachtspunt dat obstakels onder de kap de windstromen kunnen beïnvloeden. Er moet rekening gehouden worden met een zogenaamde blokkeringsgraad φ. Als φ = 0 is, gaat het om een lege overkapping; φ = 1 betekent een volledig gevulde overkapping aan de lijzijde van het dak.

10.4.1.2 windstromen.jpg

10.4.1.3 Sneeuwbelasting

Wanneer er sneeuw op het dak ligt, resulteert dit in een drukbelasting op het glasdak. Om te bepalen met welke belasting gerekend moet worden, zal bepaald moeten worden wat de karakteristieke sneeuwbelasting is, en welke factoren van invloed zijn op de uiteindelijke rekenwaarde.

De karakteristieke sneeuwbelasting sk voor Nederland conform de Eurocode op de grond is 700 N/m2. Dit is de sneeuw die loodrecht op het aardoppervlak valt. De sneeuwbelasting op het dakvlak wordt in hoofdzaak bepaald door de dakhelling en de locatie/daktype.

Bij hellingen vanaf 30° loopt de sneeuwbelasting af tot 0 bij een helling van 60°. Voor de sneeuwbelasting S geldt:

S = μ. s. C. Ct

Hierin is μi de sneeuwvormfactor, die afhankelijk is van het daktype en omgevingsfactoren. Dit wordt in de NEN-EN1991-1-3+C1 beschreven per daktype (paragraaf 5.3.2 t/m 6.2). Voor Ce en Ct wordt de factor 1 aangehouden. 

Er zijn 8 keuzes, waarvan 6 daktypes. Daarnaast kan geen sneeuwlast worden gekozen en kan een eigen waarde worden opgegeven, die op het hele glasdak wordt geplaatst De andere daktypes worden berekend volgens de Eurocode, waarbij sneeuwophoping kan optreden. Hierbij loopt de sneeuwlast geleidelijk op tot een absoluut maximum van 4,0 x 700 = 2800 N/m2.

10.4.1.3 tabel_daktypes.jpg

10.4.1.3 opmerking_daktype.jpg


Een voorbeeld van sneeuwophoping:

10.4.1.3 sneeuwbelastingvormcoefficienten.jpg

 

10.4.1.4 Eigen gewicht

Het eigen gewicht wordt bepaald door de dikte van het glas. De belasting loodrecht op de ruit wordt berekend met: dikte beglazing . gewicht glas (=0,025 kN/m²) . cos(α).

10.4.1.5 Bijzondere belastingen

Beloopbaar/begaanbaar
Glas wordt in steeds meer situaties toegepast, waarbij ook beloopbare varianten niet meer uitzonderlijk zijn. Er zijn een tweetal situaties te onderscheiden.

  1. Binnen de glasdaken wordt de beglazing regelmatig uitgevoerd als incidenteel beloopbaar voor onderhoud en schoonmaakwerkzaamheden.
  2. Echter ook publiek toegankelijke glazen constructies behoren tot de mogelijkheden.


De bijbehorende belastingen hebben grote invloed op de glasdikte en ook op de aluminium constructie. Wanneer de beglazing toegankelijk is voor publiek, gelden er zware belastingen doordat de beglazing als vloer uitgerekend dient te worden.

De belastinggevallen worden in deze paragraaf beschreven om een beeld te krijgen van de impact op de beglazing. Er zijn 24 verschillende belastingcombinaties, die in ieder geval een puntlast en een vlaklast op de beglazing uitoefenen.

De hoogte van de (vloer)belastingen is in de Eurocode bepaald door gebruiksklasse te onderscheiden. In de norm zijn 8 klassen (A t/m H) onderscheiden, die van huishoudelijk gebruik tot en met zware voertuigen loopt.

Binnen de klassen is een onderverdeling gemaakt naar type vloer / horizontaal vlak. Zo is er binnen klasse A (huishoudelijk gebruik) onderscheid gemaakt tussen vloeren, trappen en balkons.

Klasse A t/m G gaat over publiekelijk toegankelijke beglazing.

Klasse H gaat over beloopbare daken voor onderhoud en schoonmaakwerkzaamheden. Hierbij is het dak niet publiekelijk toegankelijk en gelden er daardoor aanzienlijk lagere ontwerpbelastingen. Dit komt omdat verwacht mag worden dat het dak betreden wordt door vakbekwame personen met kennis van de te volgen procedures om te kunnen werken op een (glas)dak. Bij glasdaken is dit belangrijk, vandaar dat we dit in de volgende paragraaf nog extra verduidelijken.

10.4.1.5 klasse_van_belaste_oppervlakte.jpg


H-daken beloopbaar glas 
Bij het ontwerpen van een glasdak dient rekening gehouden te worden met de wijze van schoonmaken. Ook wettelijk gezien moeten architecten en ontwikkelaars gebouwen realiseren die in gebruiksfase onderhouden kunnen worden. Om de schuine glasgevels te kunnen onderhouden, moeten ze toegankelijk zijn voor onderhoudspersoneel. Bereikbaarheid vanaf belendende daken of een onderhoudsinstallatie wordt voorgeschreven. De ontwerper vindt een glazenwasinstallatie echter vaak “beeldvervuilend”. Een alternatief (hoewel in de regelgeving dit als ‘laatste redmiddel’ wordt gezien) is het toepassen van incidenteel beloopbaar glas.

Steeds vaker wordt dan ook geëist dat het glas incidenteel beloopbaar wordt uitgevoerd om onderhoud en schoonmaakwerkzaamheden uit te kunnen voeren. De bijbehorende belastingen conform de NEN EN 1991 behoren tot klasse H, een klasse binnen dakbelastingen welke uit gaat van niet publiekelijk toegankelijke daken maar enkel voor onderhoud en herstelwerkzaamheden.

In NEN 2608-2014  wordt meer uitleg gegeven over de normering rondom beloopbare beglazing. Hierbij wordt in gegaan op de stappen die genomen moeten worden om te bepalen in welke mate het glas beloopbaar en doorvalveilig moet zijn voor onderhoud en schoonmaakwerkzaamheden.


NEN 2608-2014
Wanneer is er sprake van beloopbaarheid ten behoeve van onderhoud en reparatie? Bij een glasdak met een helling tot 20º is er kans voor beloopbaarheid, zie onderstaand schema.

10.4.1.5 Organogram.jpg

  1. Voorbeelden zijn: alle glaspanelen zijn bereikbaar vanuit een aangrenzend beloopbaar dakdeel (via een trap) goed bereikbaar; constructie is voorzien van een speciale wasinstallatie of andere voorzieningen waarmee elk element bereikbaar is voor reparatie en onderhoud zonder het glas te betreden.
  2. Daklichten en dakramen zijn conform de norm uitgezonderd van doorvalveiligheid.


Als uit het schema blijkt dat het glas niet beloopbaar uitgevoerd hoeft te worden, moet het toch doorvalveilig zijn. De kans bestaat namelijk dat de glazenwasser tijdens het schoonmaken vanuit bijvoorbeeld de dakgoot struikelt en op een ruit valt (stootbelasting). Tabel 1 en 2 geven de rekenwaarden voor veranderlijke en bijzondere belasting tbv onderhoud en reparatie van incidenteel beloopbaar glas. Deze moeten nog vermenigvuldigd worden met de veiligheidsfactor (van 1.5).

Tabel 1. Beloopbaar t.b.v. onderhoud en reparatie (veranderlijke belasting)

10.4.1.5 tabel_1_beloopbaarheid.jpg


Tabel 2. Beloopbaar t.b.v. onderhoud en reparatie (bijzondere belasting)

10.4.1.5 tabel_2_beloopbaarheid.jpg

Voor het bepalen van de glassamenstelling, in verband met letsel wering, voor horizontaal glas, moet NEN 2608 gehanteerd worden.
 

OPMERKING:
De normtekst impliceert dat transparante dakafwerkingen niet beloopbaar hoeven te zijn, omdat men kan zien dat er geen dragende constructie onder de persoon aanwezig is. Echter in de normen staat ook dat constructies onderhouden moeten kunnen worden. Glasdaken dienen dan ook incidenteel beloopbaar te moeten zijn om het dak te kunnen onderhouden. De belasting conform tabel 6.10 dient aangehouden te worden. Ook al werkt men met bijvoorbeeld lastspreidende middelen, moet de beglazing nog berekend worden op deze belasting.


Glasdikteberekening
Met bovengenoemde belastingen, kan bepaald worden welke glassamenstelling benodigd is om de optredende belastingen af te kunnen dragen. Voor de glasdikteberekening wordt gebruikt gemaakt van de NEN 2608:2014. De toegestane doorbuiging volgens de NEN 2608:2104 is dermate groot, dat deze onder een helling van 5° verder beperkt moet worden om wateraccumulatie te voorkomen.


Roedeberekening
De roedes moeten in ieder geval voldoen aan de doorbuigingseis van 1/250ste van de overspanning van de roede. Bij hellingen 5° moet de doorbuiging verder beperkt worden om wateraccumulatie te voorkomen.

10.4.1.6 NEN-EN 1090

De NEN-EN 1090 omschrijft kwaliteitseisen voor het vaststellen van de conformiteit van stalen en aluminium constructieonderdelen.

Per 1 juli 2014 geldt de verplichting een CE markering en Prestatieverklaring (DoP) op te stellen voor stalen en aluminium constructiedelen in een gebouw. De NEN-EN 1090 is een Europees geharmoniseerde productnormering om de kwaliteit van stalen en aluminium draagconstructies en hun bewerkingen, zoals lassen en verspanen, te beheren via een eenduidige methodiek binnen geheel Europa.

Binnen de bedrijfscertificering is de keuze uit 4 certificeringsniveau ’s, gebaseerd op de uitvoeringklasse EXC 1, 2, 3 en 4. Alle bedrijven die glasdaken in hun programma hebben dienen minimaal een certificering te hebben. Aan de hand van de certificering kan gezien worden welke glasdaken het bedrijf mag aanbieden. Met een EXC 3 certificering kunnen vrijwel alle bouwconstructies geproduceerd worden en mogen zelfs een groot aantal niet-statische constructies geproduceerd worden.

10.4.1.6 bepaling_uitvoeringsklasse.jpg

10.4.2 Brandveiligheid

Een zestal aspecten met betrekking tot het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) worden onderscheiden:

  1. Beperking van de kans op het ontstaan en de ontwikkeling van brand;
  2. Beperking van de uitbreiding van brand;
  3. Beperking van het ontstaan en de uitbreiding van rook;
  4. Aanwezigheid en inrichting van vluchtmogelijkheden;
  5. Voorkoming en beperking van ongevallen bij brand;
  6. Bestrijding van brand.
     

Glasdaken die een brandwerendheid op bezwijken moeten hebben, moeten een test ondergaan volgens NEN-EN 1365-2:2014 en NEN 6069 en geclassificeerd worden conform NEN-EN 13501-2:2007 + A1:2009.

In NEN-EN 1365-2:2014 staat onder annex A omschreven hoe een glasdak getest moet worden. Belangrijke zaken zijn als volgt:

10.4.2 tabel_testen.jpg


Zoals de test wordt uitgevoerd, zo moet ook de toepassing in de praktijk zijn. Dat wil dus onder andere zeggen dat de grootst geteste ruitmaat toegepast mag worden in deze maat of kleiner. Zoals de detaillering getest is, moet deze ook toegepast worden. Bedenk dat een glasdak in een brandwerende uitvoering ook moet voldoen aan luchtdichtheid- en waterdichtheidseisen.

In de NEN-EN 13501-2:2007 + A1:2009 staat de classificatie op grond van resultaten van brandwerendheidsproeven, behalve voor ventilatiesystemen vermeld. De volgende classificatie wordt gehanteerd:

R
Bezwijken (bij belaste constructies).
Vervorming en snelheid van vervorming.

E
Vlamdichtheid betrokken op de afdichting.
Het moment wordt vastgesteld waarop er te grote openingen ontstaan en/of waarop de constructie hete gassen en/of vlammen doorlaat.

EW
Thermische isolatie betrokken op de warmtestraling.
Meer nog dan stabiliteit biedt de constructie een dusdanige bescherming dat warmtestraling aan de niet-brandzijde gedurende een bepaalde tijd (30-60-90-120 minuten) onder de waarde van 15 kW/m² blijft. Onder deze waarde blijft de stralingswarmte aan de niet-brand-zijde van de constructie dermate laag, dat objecten aan deze zijde binnen 1,5 meter van de constructie staan niet spontaan ontbranden. Hiermee blijft de brand dus binnen de geteste tijdspanne binnen het brandcompartiment.

EI
Thermische isolatie betrokken op temperatuur.
Naast stabiliteit zorgt de constructie ervoor dat de temperatuur van de niet-brandzijde gedurende de ontwerptijd niet stijgt boven de 140ºC gemiddeld over de totale oppervlakte met een maximale piek van 180ºC op een bepaald punt). Dit is de zwaarste brandwerende eis. Hierbij blijft de warmtestraling naar de niet-brand-zijde dermate beperkt dat mensen langs de ruit kunnen lopen (binnen 1,5 meter), zonder zich te verwonden.

10.5 Gezondheid

De meeste glasdaken worden opgebouwd door middel van een droogbeglazingssysteem, dit is een methode, waarbij geen gebruik gemaakt wordt van kit. Bij droogbeglazing wordt de afdichting met behulp van flexibele dichting gerealiseerd. De volgende principes van afdichting zijn te onderscheiden:

A Buitendichting
Regenkering, regenwerendheid of waterdichtheid, uitwendige scheidingsconstructie.

B Middendichting
Thermische-hygrische kwaliteit, het voorkomen van koudebruggen en condens en tevens geluidwering.

C Binnendichting
Luchtdichtheid, beperken van warmteverlies.

10.5 detail_glasdak.jpg

10.5.1 Wering van geluid

Gekeken wordt naar geldende eisen op gebouw niveau van utiliteitsgebouwen en woningen. Deze is vernieuwd en gaat uitgedrukt worden in een eengetalswaarde DnTA.

10.5.2 Wering van vocht

Waterdichtheid is natuurlijk zeer belangrijk. De waterdichting van een glasdak vereist daarom extra aandacht, immers bij regen en wind wordt het water meteen over de glasconstructie getransporteerd. Bij een glasdak spreken we over roeden en dwarsroeden (stijlen en regelsgenoemd in verticale beglazing). Uiteraard moet de buitenzijde van de glasconstructie zo goed mogelijk afgesloten worden. Dit kan door een afdeklijst aan te brengen, waarbij de dichtingslippen zorgen voor de meeste afdichting (buitendichting). Om een goede dichting te verkrijgen, maar de ruitranden niet teveel onder spanning gezet worden (wat breuk tot gevolg kan hebben) moeten de rubbers een inklemmingsdruk van 1500 N/m hebben. Er moet echter van uitgegaan worden dat wat water de constructie binnendringt. Dit lek- (maar ook condens-) water moet op een gecontroleerde wijze naar buiten gebracht worden. De watervoerende laag van de dwarsroede moet daarom hoger liggen dan die van de hoofdroede. Dwarsroede moet waterdicht verbonden worden met hoofdroede. Dit gebeurt met een EPDM rubber, waardoor ook de contactgeluiden bij temperatuurswisselingen worden opgevangen. Het waterbergend vermogen van een dwarsroede is minder dan dat van de hoofdroede, immers al het water van de dwarsroeden moet door de hoofdroede worden afgevoerd. Over het algemeen dienen dwarsroeden en hoofdroeden voor glasdaken een diepere sponning te hebben dan stijlen en regels voor gevelbouw. De dichting aan de binnenzijde van de roeden en dwarsroeden is zeer belangrijk. Deze moeten een gesloten geheel vormen om een goede waterdichting, maar ook luchtdichting te verkrijgen.

10.5.2.1 Beproevingsmethode waterdichtheid

Glasdaken dienen beproefd te worden op waterdichtheid. Er dient aangetoond te worden dat bij bepaalde druk er geen water komt op gedeelten die droog dienen te blijven.

Hiervoor moeten deze in een helling van 15° getest worden volgens EN 1027:2000 Ramen en deuren- Waterdichtheid-Beproevingsmethode en geclassificeerd worden volgens EN 12208:1999 Ramen en deuren-Waterdichtheid-Classificatie. In de test moeten de standaard aansluitingen getest worden. Dat wil zeggen een nok-, voet- en kantlijstaansluiting. Tevens dient een dwarsroede in het te testen deel verwerkt te zijn.

In NEN 2778 tabel 2 staat omschreven aan welke toetsingsdruk in Pa minimaal voldaan moet worden.

Voor glasdaken is echter een minimale eis van 600 Pa aan te bevelen en verder de getallen als vernoemd in NEN 2778.

10.5.2.2 Aandachtspunten

  • Goede verbinding tussen hoofdroede en dwarsroede. Waterdicht en zorgen dat bij uitzetting en inkrimping er geen storende geluiden komen. Door toepassing van manchet kan dit opgelost worden. Binnendichting is de belangrijkste dichting. Deze moet luchtdicht aansluiten, ook met het manchet.
  • Buitendichting moet voldoende waterkerend zijn. Vooral aansluiting dwarsafdeklijst met hoofdafdeklijst is belangrijk.
  • Aansluiting met de bouwkundige constructie moet ook waterdicht en luchtdicht worden uitgevoerd. Dit kan door te werken met folies. Toepassing van alleen comprimerende band is niet voldoende.

10.5.3 Energiezuinigheid

Vaak vormt het glasdak de scheiding tussen buiten en binnen. Een goede isolerende werking van een glasdak is voor het energieverbruik dan ook zeer belangrijk.

Doordat het glas liggend wordt toegepast, zijn de waarden anders dan bij verticale beglazing.

Ook laat het liggende glas veel zon toe, wat in de zomer tot oververhitting kan leiden en er veel gekoeld moet worden.

Er zijn een drietal waarden van het glas belangrijk om problemen te voorkomen. De U-waarde geeft de isolerende eigenschap aan en de g-waarde en Lt waarde geven respectievelijk de zontoetredingsfactor en de lichttransmissie aan. Een lage g-waarde betekent dat de ruiten een grote zonwering hebben, dit gaat wel ten koste van de lichttransmissie. Omdat de zon veel directer op de ruit staat ervaar je wel een grotere lichttransmissie.

10.5.3.1 Thermische isolatie

Warmteverlies door een glasdak (Uw) wordt bepaald door drie parameters: U-waarde frame, U-waarde glas en U-waarde omranding glas. De totale U-waarde wordt als volgt berekend:

          Af . Uf + A. Ug + Lg . Ugo
Uw =   -------------------------------
           Af + Ag

Hierin is:

  • Af het geprojecteerd oppervlak van het frame
  • Uf de U-waarde van het frame
  • Ag het geprojecteerd oppervlak van het glas
  • Ug de U-waarde van het glas
  • Lg de lengte van de glasomranding
  • Ugo de U-waarde van de glasomranding


De Ug (U-waarde glas) is belangrijk, waarbij in ogenschouw genomen moet worden dat de U-waarde bepaald volgens de EN 410 een U-waarde is die door verticaal geplaatst glas gaat. Een ruit in een helling heeft een andere (slechtere) U-waarde. Het is beter om te spreken over Ug en Ug-helling om duidelijkheid te scheppen. Daarnaast is het type spacer belangrijk voor het lineair warmteverlies. Dit wordt uitgedrukt in de -waarde. Een aluminium spacer heeft een slechtere waarde dan een RVS spacer of kunststof spacer. Als laatste is uiteraard het warmteverlies die door de constructie gaat belangrijk, dit wordt uitgedrukt in Uf-waarde.

De juiste Uf-waarde van een gevelelement kan worden bepaald. Hiervoor zijn drie methodes beschikbaar:

1) Door middel van tabellen en diagrammen
NEN –EN –I SO 10077-1 stelt in de bijlage de U-waarde voor de profielen vast. Het betreft hier de U-waarde voor zowel houten, kunststof als aluminium profielen. Op grond van de profielopbouw en materiaalsoort kan de U-waarde van het profiel worden bepaald. Omdat deze methode altijd “aan de veilige kant” blijft, vindt men vooral bij metalen profielen ongunstigere waarden.

2) Door middel van berekening
Er bestaat de mogelijkheid om U-waarden van profielen d.m.v. een computerprogramma (zoals Flixo) te berekenen. De te gebruiken materiaaleigenschappen zijn in de norm NEN– EN–ISO 10077-2 vastgelegd en mogen alleen bij aanwijsbare betere prestaties worden veranderd. Deze waardes zijn nauwkeuriger dan de waarden uit de tabel.

3) Door middel van metingen
De daadwerkelijke meting van de Uf-waarde is de nauwkeurigste manier van bepalen van de Uf-waarde. En meestal leveren de uitkomsten ook nog de nauwkeurigste waarden op. Deze zogenaamde ‘warmtekast’ methode gaat volgens de norm NEN-EN 12567-1 en 2.

Volgens het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) geldt de eis voor gevelelementen dat de U-waarde volgens NEN1068 ten hoogste 2,2 W/(m².K) mag bedragen, met een gemiddelde U-waarde van maximaal 1,65 W/(m².K). Dit geldt dus ook voor glasdaken, waarbij de berekening wel in schuinte moet zijn uitgevoerd.

10.5.3.2 Luchtdoorlatendheid

Een goede luchtdichtheid is essentieel voor het energiegebruik en ook voor de behaaglijkheid in een ruimte. De binnendichting is hierin essentieel. Deze moeten aaneen sluiten en goed dichten om geen luchtlekkages te verkrijgen.

Glasdaken dienen beproefd te worden op luchtdoorlatendheid. Er dient aangetoond te worden hoeveel luchtlekverlies er bij bepaalde druk plaatsvindt.

Hiervoor moeten deze in helling van 15° getest worden volgens EN 1026:2000 Ramen en deuren-Luchtdoorlatendheid-Beproevingsmethode en geclassificeerd worden volgens EN12207:1999 Ramen en deuren-Luchtdoorlatendheid-Classificatie. In de test moeten de standaard aansluitingen getest worden. Dat wil zeggen een nok-, voet- en kantlijstaansluiting. Tevens dient een dwarsroede in het te testen deel verwerkt te zijn.

In NEN 2778 tabel 2 staat omschreven aan welke toetsingsdruk in Pa minimaal voldaan moet worden. Voor glasdaken is echter een minimale eis van 600 Pa aan te bevelen en verder de getallen als vernoemd in NEN 2778.

10.6 Uitvoering

10.6.1 Algemeen

De uitvoering van een glasdak vereist extra aandacht. Hierbij een aantal zaken waarop gelet moet worden:

  • Vallen van hoogte, door middel van steigers of valbeveiliging kunnen ongevallen voorkomen worden.
  • Vallen van materialen, bij werkzaamheden aan glasdaken altijd het onderliggende vlak afzetten.
  • Zorgen voor een juiste toegang naar het dak.
  • Voorkom vallen van lasten, zorg dat de materialen op de juiste manier getransporteerd en gelost worden. Beglazing dient met een gekeurde glaszuiger verplaatst te worden.
  • Bij plaatsen materialen op het dak, ervoor zorgen dat het er niet kan afwaaien.
     

10.6.2 Montage in detail

Hierbij een aantal zaken waarop gelet moet worden.

  • De binnendichting is belangrijk. Zorg dat alle rubbers luchtdicht aangesloten zijn. Rubbers dienen met een zekere mate van overlengte aangebracht te worden, zodat bij hoeken er altijd druk op staat. Bij kruisingen is het belangrijk dat de rubbers hier goed aansluiten.
  • Het glas dient egaal opgelegd te zijn en aan de onderzijde op een tweetal plekken ondersteund te worden. Deze ondersteuning dient constructief in orde te zijn om de lasten van de beglazing af te dragen naar de onderconstructie. De hoogte van de glasblokjes dient zodanig te zijn dat bij isolatieglas alle ruiten gelijkmatig ondersteund worden. De buitenruit dient voor de helft van de dikte ondersteund te worden.
  • Het glas dient gelegd te worden zonder beschadigingen.
  • Afdeklijsten dienen een zekere spanning te verlenen, echter de spanning mag niet te groot zijn anders komt er teveel spanning op de glasrand te staan.
  • Zorg dat de afwatering kan plaatsvinden. Het interne waterkanaal dient schoon te zijn voordat de afdeklijsten worden aangebracht. Het dient ook in één aan te sluiten, dat wil zeggen dat bij een lange roedelengte die uit meer dan 1 profiel gemaakt moeten worden er een deugdelijke koppeling aangebracht wordt, zodat het water ongehinderd naar onderen en naar buiten af te voeren is.
  • Aansluitingen (voet, kant en nok) luchtdicht en waterdicht aansluiten.
     

10.6.3 Glas

Glasoplegging
Het glas mag niet te weinig opleggen om doorvallen te voorkomen. Daarnaast mag het glas ook niet teveel opleggen om thermische breuk te voorkomen.

Glasoplegging bedraagt minimaal 10 mm en maximaal 20 mm.

Voorkomen moet worden dat bij uitzetting en inkrimping en door het “wandelen” van de ruiten in de constructie deze eruit vallen.

Thermische breuk
Glas in een helling is gevoeliger voor thermische breuk. Thermische breuk ontstaat in het geval dat in één ruitvlak een te groot temperatuurverschil ontstaat. Bij sterk absorberende beglazing moet de ruit gehard worden om thermische breuk te voorkomen. Een systeem waarbij de binnenruit doorsteekt naar de buitenzijde is niet toelaatbaar. De binnenruit zal de temperatuur van de binnenruimte aannemen, echter het gedeelte glas wat naar buiten steekt kan kouder worden en thermische breuk tot gevolg hebben.

10.7 Onderhoud

Voor onderhoud wordt verwezen naar de paragraaf Technisch en Esthetisch Onderhoud.

Een belangrijk item bij onderhoud is de bereikbaarheid. Al in het ontwerpstadium zal hierover nagedacht moeten worden. Onderhoud zowel aan binnenzijde als aan buitenzijde.