14.7 Afgemonteerde gevelelement (oplevering)

Na de montage dient van elk VMRG-gevelelement minimaal te worden gecontroleerd of:

-    De beweegbare delen en het hang- en sluitwerk goed en soepel functioneren; 
-    De beglazing onbeschadigd is;
-    De aansluitingen op het bouwkundig kader correct zijn uit­gevoerd;
-    Het oppervlak (profielen, glas en panelen) vrij van beschadigingen is, met inachtneming van de visuele beoordeling zoals omschreven in 14.9.

De aansluitingen van het gemonteerde gevelelement dienen prestaties te leveren zoals die gelden voor het te monteren element overeenkomstig bepalingen in hoofdstuk 2 Functionele eisen.

Gemonteerde metalen gevelelementen dienen overeenkomstig as- en stramienlijnen als op geautoriseerde tekeningen aangegeven, waterpas en alzijdig te lood te staan, tenzij dit overeenkomstig tekeningen anders moet.

De afwijking t.o.v. de as- en stramienlijnen alsmede t.o.v. peilmaten, mag niet meer bedragen dan 3 mm. Het verschil in lengte van de diagonalen, gemeten vanuit de buitenhoeken, mag niet meer verschillen dan 3 mm. De scheluwvervorming van gevelelementen mag in absolute zin niet meer zijn dan 3 mm.

Horizontale regels en dorpels mogen niet meer dan 2 mm doorbuigen onder het eigen gewicht of het gewicht van panelen, glas of andere vlakvullingen.

Bij bovendorpels moet de naad zo zijn uitgevoerd, dat er geen water op kan blijven staan. Folies of andere vochtweringen die in de bouw aanwezig zijn kunnen bovengenoemde voeg ook afdekken. VMRG-gevelelementen mogen niet door een vochtweringsmateriaal, zoals een loodslabbe, worden aangetast.

Het is toegestaan, om met eventueel aanwezige loodslabben of andere vochtweringen in de ruwbouw een aanwezige naad af te dekken. Voorkomen moet worden, dat vocht uit de spouwconstructie via het gevelelement kan binnendringen.

Alle beweegbare delen inclusief de bediening daarvan door middel van het hang- en sluitwerk moeten na montage, overeenkomstig 2.10 Bediening hang- en sluitwerk, naar behoren functioneren. Beweegbare delen zoals ramen en deuren etc. mogen niet aanlopen, schranken of nekken (de hangstijl mag niet torderen bij het openen of sluiten).

De stijlen en dorpels van de beweegbare delen dienen evenwijdig te lopen met die van de vaste delen met een tolerantie van 1 mm/m1 tot een absoluut maximum van 2 mm, voor zover in de aanslag zulke toleranties zonder bezwaar in verband met de dichtingsfunctie kunnen worden opgevangen.

De waterafvoergaatjes en beluchtingsopeningen dienen open en schoon te zijn. Dit geldt ook voor onderdorpels die ten opzichte van het peil laag zijn gemonteerd.

De metalen gevelelementen moeten bij oplevering in verband met esthetische kwaliteiten bij oplevering voldoen aan 14.9.

Na montage door de VMRG-gevelbouwer zullen de VMRG-gevelelementen ‘fabrieksschoon’ worden opgeleverd. Hieronder wordt verstaan het eenmaal verwijderen van in het zicht zijnde kitresten, kitvlekken, raammerken, stickers en sticker- lijmresten op glas, panelen en profielen van de gevelelementen. Eventuele beschermingsmaatregelen, dienen zo snel mogelijk verwijderd te worden zodra deze niet meer nodig zijn.  In overleg met de opdrachtgever dient bepaald te worden wie hiervoor verantwoordelijk is. Dit ter voorkoming van aantasting van de oppervlaktebehandeling. Het verwijderen van bouwvuil, stof, het wassen en zemen van de VMRG-gevelelementen valt niet onder ‘fabrieksschoon’.