8.2 Gevelbekleding

8.2.1 Combinatie van metalen

Indien plaatwerk in contact komt met andere metalen dan het eigen metaal, dient er gehouden te worden aan de eisen in onderdeel Combinatie van metalen in verband met de corrosiebestendigheid.

8.2.2 Materiaalkwaliteit

Aluminium gezette gevelpanelen

  • Voor moffelen geldt kwaliteit van 5005 (AlMg1; treksterkte 145~185 N/mm2; moffelkwaliteit).
  • Voor anodiseren geldt een kwaliteit van 5005 EQ (Dit is een decoratieve anodiseerkwaliteit, zoals 55HX of J57S).

Indien andere legeringen gevraagd worden dient van te voren altijd contact opgenomen te worden met de panelenfabrikant.

Algemeen

  • 5005 is een aluminium-magnesium legering met een treksterkte 145~185 N/mm2. Door de hoge treksterkte volgt een strak gevelbeeld en door de zuivere samenstelling worden kleurverschillen zo veel als mogelijk geminimaliseerd.
  • 1050A is een ongelegeerd aluminium met maximaal 0,5% toevoegingen met een treksterkte 105~145 N/mm2.

Beide kwaliteiten zijn goed te zetten en te lassen. Bij het anodiseren kunnen de lassen zich gaan aftekenen.

8.2.3 Sterkte en doorbuiging

Plaatwerk dient zonder overschrijding van de maximum blijvende vervorming belastingen te kunnen opnemen overeenkomstig NEN-EN 1990 en 1991. Plaatwerk mag voorts, gemeten over de lengte van hun diagonaal, bij de meest ongunstige combinatie van belastingen niet meer doorbuigen dan maximaal 1/50 daarvan. De blijvende vervorming moet kleiner zijn dan 1 mm/m1. Zie onderdeel Sterkte en Doorbuiging voor de toe te passen berekeningen.

Geventileerde plaatconstructies voor een luchtdichte achtergrondconstructie zijn onderhevig aan externe druk en de druk in de spouw tussen element en achter constructie. Hier dient rekening mee gehouden te worden bij de berekeningen van de sterkte en doorbuiging.