Filter
Selecteer
Hoofdstuk/Paragraaf
- Kwaliteitseisen en Adviezen 2024
- 1 Inleiding
- 2 Functionele eisen
- 3 Legeringen en isolatoren
- 4 Constructies
- 4.1 Inleiding
- 4.2 Sterkte
- 4.3 Doorbuiging
- 4.4 Instabiliteit
- 4.5 Stijfheid van beweegbare delen
- 4.6 Sterkte van verbindingen
- 4.7 Combinatie van metalen
- 4.8 Maattoleranties van profielen
- 4.9 Maatafwijkingen van bouwkundige constructies
- 4.10 Glaslatten
- 4.11 Maatvoering
- 4.12 Haaksheid
- 4.13 Scheluwte, schrikstijfheid en stijfheid tegen scheluwvorming
- 4.14 Profielontmoetingen
- 4.15 Plaatconstructies
- 4.16 Hang- en sluitwerk
- 4.17 Waterhuishouding
- 4.18 Geprefabriceerde VMRG gevelelementen
- 4.19 Leidingen
- 5 Oppervlaktebehandeling aluminium
- 6 Oppervlaktebehandeling staal
- 7 Glas en andere vakvullingen
- 8 Panelen - enkelvoudige metalen gevelbekleding
- 9 Panelen - sandwichconstructies
- 10 Glasdaken en daklichtstraten
- 11 Zonwering buiten
- 11.1 Inleiding
- 11.2 Functionele eisen
- 11.3 Legeringen
- 11.4 Constructies
- 11.5 Oppervlaktebehandelingen
- 11.6 Doek
- 11.6.1 Inleiding
- 11.6.2 Zonweringdoek uit technische weefsels
- 11.6.3 Algemene toelichtingen en verklaringen betreffende doeken, confectie en systemen
- 11.6.4 Toelichtingen en verklaringen van begrippen
- 11.6.5 Waterdichtheid
- 11.6.6 Weerbestendigheid van het zonweringdoek
- 11.6.7 Afbeeldingen: foto’s en tekeningen
- 11.6.8 Overzichtstabel van de textielnormen voor zonweringstoffen
- 11.7 Bedieningen
- 11.8 Bevestigingsmateriaal
- 11.9 Montage
- 11.10 Milieuaspecten
- 11.11 Bedieningsvoorschriften
- 11.12 Garantie
- 12 Zonwering binnen
- 12.1 Inleiding
- 12.2 Functionele eisen binnenzonwering
- 12.3 Legeringen
- 12.4 Constructies
- 12.5 Oppervlaktebehandelingen
- 12.6 Doek
- 12.7 Waterdichtheid
- 12.8 Weerbestendigheid van het zonweringdoek
- 12.9 Afbeeldingen: foto's en tekeningen
- 12.10 Overzichtstabel van de textielnormen voor zonweringstoffen
- 12.11 Bedieningen
- 12.12 Bevestigingsmateriaal
- 12.13 Montage
- 12.14 Milieu en energie
- 12.15 Bedieningsvoorschriften binnenzonwering
- 12.16 Garantie
- 13 Behandeling op de bouwplaats
- 14 Montage van VMRG gevelelementen op de bouwplaats
- 14.1 Inleiding
- 14.2 Levering inclusief montage
- 14.3 Bouwkundig kader
- 14.4 Stelkozijnen
- 14.5 Uitvoering van de montage
- 14.6 Schadeherstel tijdens de bouwfase voor de oplevering
- 14.7 Afgemonteerde gevelelement (oplevering)
- 14.8 Oplevering
- 14.9 Afvalmateriaal
- 14.10 Visuele beoordeling metalen ramen, deuren, vliesgevels en architecturale metalen gevelbekleding
- 15 Voegen tussen VMRG gevelelementen en bouwkundig kader
- 16 Beveiliging
- 17 Technisch en Esthetisch Onderhoud
- 18 Garantie- en aansprakelijkheidsregeling
- 19 CE-markering van gevelelementen
- 20 Milieuaspecten
- 21 Zonne-energie
- 22 BIM
- 23 Interne Kwaliteitsbewaking
- 24 Gebogen (geïsoleerde) aluminium delen voor ramen, deuren en vliesgevels
- 24.1 Inleiding
- 24.2 Voorwaarden voor het buigen (ingangscontrole buiger)
- 24.3 Voorwaarden voor gebogen delen (eisen waaraan de buiger moet voldoen)
- 24.4 Toleranties op elementniveau (ramen, deuren en vliesgevels)
Een belangrijke reductie van warmteverliezen wordt verkregen door het toepassen van geïsoleerde profielen, isolatieglas, isolerende panelen enz. Desalniettemin kan er toch condens op deze bouwdelen optreden. Dit is afhankelijk van de oppervlaktetemperatuur, luchtvochtigheid e.d. Zie Condensvorming.
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) stelt dat een uitwendige scheidingsconstructie overeenkomstig NTA 8800, ten minste een Rc-waarde moet hebben van 4,7 m2.K/W. Deze eis geldt niet voor een deur, raam, kozijn en een daarmee gelijk te stellen gevelelement. Hiervoor geldt de eis in het Besluit bouwwerken leefomgeving dat de warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) bepaald volgens NTA 8800 ten hoogste 2,2 W/(m2.K) is met een gemiddelde U-waarde van alle ramen, deuren en dergelijke in het bouwwerk van maximaal 1,65 W/(m2.K).
"Een uitwendige scheidingsconstructie zijnde een paneel voldoet aan de Rc-waarde als achter het paneel zich nog een bouwkundige constructie bevindt. Dit paneel maakt dan geen deel uit van de berekening van de u-waarde van het overige geveldeel. Is deze bouwkundige constructie achter het paneel niet aanwezig dan gedraagt het paneel zich als onderdeel van de gevel en wordt de warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) bepaald volgens NTA 8800.
Of
(tekst uit Besluit bouwwerken leefomgeving)
Ramen, deuren en kozijnen gelijk te stellen constructieonderdelen moeten wel ieder afzonderlijk een U-waarde van ten hoogste 2,2 W/(m².K) hebben. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om in kozijnen opgenomen borstweringen (panelen) of de zijwangen van een dakkapel."
De warmtedoorgangscoëfficiënt van een raam of deur is afhankelijk van het type profiel en het type glas inclusief de randverbinding van het glas. De warmtedoorgangscoëfficiënt van metalen raam- en deurprofielen is vooral afhankelijk van de soort en afmeting van de isolator (koudebrugonderbreking) (zie grafiek Isolatiewaarde).
Isolatiewaarde in relatie tot dikte isolator
De kleinste afstand tussen de beide metalen profieldelen (d) in mm, mag niet kleiner zijn dan de waarde die uit de lijn in de figuur kan worden afgeleid. Voor kleinere afstanden dient door beproeving te worden aangetoond dat het profiel voldoet.
Gearceerd gebied: vanuit talrijke praktijkmetingen verkregen bandbreedte welke de U-waarde geeft van thermisch onderbroken metalen kozijnprofielen.
In NTA 8800 worden berekeningsmethoden aangegeven om de U-waarde van raam of deur vast te stellen. Hierin moet voor het geprojecteerde oppervlakte van het raam worden uitgegaan van het buitenaanzicht.
De isolatiewaarde (U-waarde) van VMRG gevelelementen is afhankelijk van de gebruikte isolator in het aluminium profiel. Iedere VMRG gevelbouwer kan aangeven wat de U-waarde van een specifiek gekozen profiel is. Hoe lager de U-waarde van een profiel, hoe beter het profiel isoleert. Moderne aluminium profielen hebben een U-waarde van 2,6 W/(m2.K) of lager. Er zijn momenteel aluminium profielen beschikbaar met een U-waarde van 1,0 W/(m2.K) of lager. De totale U-waarde van een VMRG gevelelement is daarnaast afhankelijk van het type beglazing en/of panelen. Tegenwoordig wordt meestal HR++ beglazing met een U-waarde van 1,1 W/(m2.K) toegepast.
De isolatiewaarde (U-waarde) van VMRG gevelelementen is afhankelijk van de gebruikte isolator in het stalen profiel. Iedere VMRG gevelbouwer kan aangeven wat de U-waarde van een specifiek gekozen profiel is. Hoe lager de U-waarde van een profiel, hoe beter het profiel isoleert. Moderne stalen profielen hebben een U-waarde van 2,6 W/(m2.K) of lager. De totale U-waarde van een VMRG gevelelement is daarnaast afhankelijk van het type beglazing en/of panelen. Tegenwoordig wordt meestal HR++ beglazing met een U-waarde van 1,1 W/(m2.K) toegepast.
Bij de reële aanname dat het metalen kozijnoppervlak 20% van het totale oppervlak van een kozijn, raam, deur, pui, vliesgevel, glasdak of serre bedraagt, kan voor het opzoeken van de totale U-waarde van een VMRG gevelelement onderstaande tabel (U-waarde VMRG gevelelement) worden gebruikt. Indien deze gegevens voor een EPC-berekening benodigd zijn en er nog geen specifiek metalen profiel, glas en/of panelen gekozen is, kan worden uitgegaan van de genoemde uitgangspunten en tabel U-waarde VMRG gevelelement. Voor het bepalen van de specifieke U-waarde van een VMRG gevelelement kan een berekening gemaakt worden. Indien een thermisch verbeterde glasrandverbinding wordt toegepast kan worden uitgegaan van de waarden in tabel U-waarde VMRG gevelelement met thermisch verbeterde glasrandverbinding. Voor de psi-waarde van de thermisch verbeterde glasrandverbinding wordt meestal 0,08 aangehouden. Voor een juiste indicatie van de psi-waarden voor de glasrandverbinding zie NEN-EN-ISO 10077-1, tabel E.1 en E.2.
U-waarde VMRG gevelelement
U-waarde VMRG gevelelement met thermisch verbeterde glasrandverbinding
Er worden aan panelen opgenomen in ramen en deuren nadere eisen gesteld aan de temperatuurfactor fri, zulks als omschreven in en te bepalen volgens NEN 2778. Voor panelen in woongebouwen geldt een minimale temperatuurfactor fri = 0,65; voor niet voor bewoning bestemde gebouwen geldt een minimale temperatuurfactor fri = 0,50.
Door de opdrachtgever kunnen hogere eisen worden gesteld, zodat aan specifieke wensen voldaan kan worden.
Afhankelijk van de relatieve vochtigheid in een ruimte en de oppervlakte-temperatuur van de metalen profielen van de gevelelementen kan condensvorming optreden. Om condensvorming tegen te gaan is het van belang dat aan de binnenzijde de oppervlaktetemperatuur van de metalen profielen zo hoog mogelijk is. Daarnaast is het belangrijk om voldoende te ventileren om de relatieve vochtigheid laag te houden. De oppervlaktetemperatuur is weer afhankelijk van de buitentemperatuur en de warmtegeleiding door het profiel. De warmtegeleiding kan beperkt worden door geïsoleerde profielen toe te passen. Bij gegeven binnen- en buitentemperatuur ontstaat de hoogste oppervlaktetemperatuur aan de binnenzijde van het profiel indien het grootste oppervlak naar binnen is gekeerd en dus het kleinste oppervlak naar buiten. Opgemerkt moet worden dat in die situatie ten gevolge van het grotere temperatuurverschil tussen het binnen- en buitenoppervlak de warmtestroom groter kan zijn.
Tegenwoordig worden in de praktijk steeds vaker infrarood thermografieën (IR-foto’s) gebruikt om warmtelekken van gevels te beoordelen. Deze methode is echter een kwalitatieve testmethode voor het opsporen van temperatuurverschillen in de gebouwschil. Deze methode dient niet om de isolatiewaarde of de luchtdichtheid van een gevel of bouwwerk te bepalen. Hiervoor zijn andere onderzoeksmethoden noodzakelijk.