VMRG Kwaliteitseisen en adviezen

Dé basis voor het VMRG Keurmerk. Alle bedrijven met VMRG Keurmerk worden op deze hoge eisen gekeurd. Schrijf het VMRG Keurmerk voor in uw bestek, dan bent u verzekerd van een kwaliteitsgevel.

Filter

Selecteer
Hoofdstuk/Paragraaf

14 Montage van VMRG gevelelementen op de bouwplaats

14.1 Inleiding

In dit onderdeel wordt de montage van gevelelementen op de bouwplaats behandeld. Achtereenvolgens komen de levering van gevelelementen inclusief montage, de controle na de montage en de oplevering aan bod.

14.2 Levering inclusief montage

De montage vindt plaats op basis van door de opdrachtgever goedgekeurde tekeningen. De VMRG-gevelbouwer monteert de VMRG-gevelelementen niet eerder dan nadat door de opdrachtgever is vastgesteld dat de maatafwijkingen van de relevante bouwkundige constructie binnen de overeengekomen toleranties ten opzichte van de as- en stramienlijnen alsmede peilmaten liggen.

De montage van metalen gevelelementen en de verankering daarvan aan het bouwkundig kader dient te geschieden overeenkomstig de (technische) specificaties in het montagebestek. 

In 23.4 is de richtlijn voor een montagebestek opgenomen.

Ter voorkoming van beschadigingen door onjuiste behandeling op het werk, moeten  de montagewerkzaamheden door of onder de verantwoordelijkheid van de VMRG-gevelbouwer uitgevoerd worden.

De opdrachtgever zorgt voor zijn rekening en risico voor alle noodzakelijke breek-, hak-, metsel-, tegel-, stukadoors-, beton- en schilderwerk, werkzaamheden aan cv-installaties en dergelijke, alsmede voor beschikbaarheid van steigerwerk, een en ander ten genoegen van de VMRG-gevelbouwer.

Het leveren en aanbrengen van bevestigingsmiddelen, zoals ankerrails, schroefhulzen en invoegers, alsmede van stelregels, stelkozijnen en overige voorzieningen, welke noodzakelijk zijn voor de montage van zaken, is voor de rekening en risico van de opdrachtgever.

14.3 Bouwkundig kader

Het bouwkundig kader, inclusief hulpconstructies (zoals stellijst of stelkozijn), dient voldoende sterk te zijn om de optredende belastingen, bepaald overeenkomstig NEN-EN 1990, op te nemen en naar de bouwconstructie af te voeren. Dit dient door berekening of beproeving te zijn bepaald.

Het bouwkundig kader moet een vlakke, haakse en scheluwvrije aansluiting van gevelelementen mogelijk maken en de op tekeningen daartoe vermelde toleranties in maatvoeringen ten opzichte van de theoretische maatvoering in as- en stramienlijnen, alsmede peilmaten zoals die op tekeningen zijn aangegeven, in de uitvoering niet overschrijden.

Voor zover metalen gevelelementen zonder hulpconstructies (zoals een stellijst of stelkozijn) rechtstreeks aan het bouwkundig kader bevestigd moet worden, geldt een maattolerantie aan het bouwkundig kader in de uitvoering van maximaal ±10 mm ten opzichte van as- en stramienlijnen, alsmede peilmaten als op tekeningen aangegeven, met betrekking tot vlakheid, scheluwte, haaksheid, waterpas en loodrecht van het bouwkundig kader.

Voor zover metalen gevelelementen met een hulpconstructie (zoals een stellijst of stelkozijn) aan het bouwkundig kader bevestigd moet worden, geldt een maattolerantie aan het bouwkundig kader in de uitvoering van maximaal ± 5 mm ten opzichte van as- en stramienlijnen, alsmede peilmaten als op tekeningen aangegeven, met betrekking tot vlakheid, scheluwte, haaksheid, waterpas en loodrecht van het met die hulpconstructie geformeerde bouwkundig kader.

Teneinde beschadiging of verontreiniging aan de technisch hoogwaardige gevelelementen te voorkomen, moeten bewerkingen zoals metselen, voegen, breken, hakken of herstellen van betonconstructies aan of in het bouwkundig kader zo veel mogelijk voorafgaande aan de montage van de gevelelementen geschieden.

Indien zulke werkzaamheden toch achteraf moeten worden uitgevoerd is het, naast zorgvuldig te handelen, noodzakelijk om in voorkomend geval beschermende maatregelen te treffen om daardoor beschadigingen te voorkomen. De opdrachtgever zal hiervoor volledige verantwoordelijkheid dragen.

14.4 Stelkozijnen

In onderstaande subparagrafen worden de gestelde eisen aan stelkozijnen beschreven.

14.4.1 Uitvoering

De duurzaamheid van het stelkozijn moet afgestemd worden op de duurzaamheid van het te monteren metalen kozijn. De onderdorpel van stelkozijnen waarvan de onderzijde zich op maaiveld niveau bevindt, moet uitgevoerd zijn in een vochtbestendig materiaal.
Een behandeling door middel van impregneren van zouten is niet toegestaan (i.v.m. het uitlogen van zouten). Verbindingen van het stelkozijn moeten voldoende dicht (t.a.v. eisen voor luchtdoorlatendheid en waterdichtheid) en sterk zijn (t.a.v. overbrengen belastingen).

In het aanslagvlak voor de metalen gevelelementen is, ter plaatse van in één vlak liggende onderdelen van het stelkozijn (inclusief eventuele folies en dergelijke), een maximale ongelijkheid toegestaan van:

- Plaatselijk 1 mm;
- Geleidelijk oplopend 1 mm/m1, met een absoluut maximum van 2,5 mm.
Aan het stelkozijn voor brandwerende gevelelementen kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld. Deze zijn afhankelijk van het toe te passen metalen profielsysteem en betreffende brandrapporten.

 

14.4.2 Maatvoeringen en toleranties van gemonteerde stelkozijnen 

De maximaal toelaatbare maatafwijkingen van gemonteerde stelkozijnen moeten voldoen aan de volgende eisen: - Stelkozijnen moeten overeenkomstig as- en stramienlijnen als op geautoriseerde tekeningen aangegeven, waterpas en alzijdig te lood staan, tenzij dit overeenkomstig tekeningen anders moet;
- De boven- en onderregels van stelkozijnen mogen ten gevolge van het totaal van de verticale belastingen, veroorzaakt door eigen gewicht, niet meer doorbuigen dan 2 mm;
- De dagmaten van een stelkozijnen mogen ten opzichte van de nominale maten niet meer afwijken dan plus of min 2 mm;
- De lengte van de diagonalen van stelkozijnen mogen onderling niet meer verschillen dan 3 mm;
- De scheluwte mag niet meer bedragen dan 3 mm.

14.4.3 Sterkte (constructie en bevestiging aan bouwkundig kader) 

De uitvoering van de stelkozijnen en de bevestiging van het stelkozijn aan het bouwkundig kader moet, in verband met eisen voor sterkte, afgestemd zijn op de optredende (gebruiks-) belastingen overeenkomstig NEN-EN 1990 die het zonder (blijvende) deformatie of bezwijken moet kunnen opnemen en naar het bouwkundig kader af moet kunnen voeren.

Gevelelementen moeten op een rechte, vormvaste en vlakke basis rusten (bijvoorbeeld een onderdorpel van een stelkozijn of op het bouwkundig kader). De onderdorpel van het gevelelement moet zodanig zijn ondersteund, dat er geen deformatie van het gevelelement kan optreden die de functionaliteit beïnvloedt.

14.4.4 Luchtdichting

Tocht uit spouwconstructies moet door het aanbrengen van een effectieve dichtingsconstructie voorkomen worden. De aansluiting van het stelkozijn met het bouwkundig kader moet worden voorzien van een rondom en aaneengesloten luchtdichting. Voor deze luchtdichting dient ruimte aangehouden te worden tussen het stelkozijn en het bouwkundig kader. Bij de keuze van een afdichtingsmateriaal is het van belang dat de gekozen afdichting tijdens de levensduur van het betreffende bouwdeel haar afdichtende functie behoudt. Hierbij moet o.a. rekening worden gehouden met duurzaamheid, elasticiteit, uitzettingscoëfficiënt van het bouwdeel in combinatie met de maximaal toelaatbare vervorming (MTV) van de afdichting en bouwtoleranties. Er moet rekening mee worden gehouden dat bij de afwerkingen de dichtingen rondom, en met name in de hoeken, hun functie moeten kunnen vervullen. Het oppervlak dient een goede hechting van de kit mogelijk te maken.

14.4.5 Waterdichting

Waterkeringen dienen zodanig te worden aangebracht dat water, uit bijvoorbeeld spouwconstructies, effectief naar buiten toe wordt afgevoerd. Daartoe dienen in de bouwkundige constructie aanwezige slabben overlappend en dakpansgewijs te worden aangebracht. Daartoe moeten de folies in bovendetails in één stuk en uitkragend uitgevoerd en over de onderliggende verticale folies aangebracht worden. Bij bovendorpels moet de voeg zo zijn uitgevoerd dat er geen water op kan blijven staan. Gevelelementen mogen niet door een vochtweringsmateriaal, zoals een loodslabbe, worden aangetast.

14.5 Uitvoering van de montage

De montage van metalen gevelelementen en de verankering daarvan aan het bouwkundig kader dient te geschieden overeenkomstig de (technische) specificaties in het montagebestek.

In 23.4 is de richtlijn voor een montagebestek opgenomen

Gevelelementen dienen op een rechte, vormvaste en vlakke basis te rusten (bij voorbeeld een onderdorpel van een stelkozijn of op het bouwkundig kader). De onderdorpel van het kozijn moet zodanig zijn ondersteund, dat er geen deformatie van het kozijn kan optreden die de functionaliteit beïnvloed. Verwachte toekomstige vormveranderingen van het bouwkundig kader dienen vooraf kenbaar gemaakt te worden.

De plaats en uitvoering van de ankers en andere bevestigingsmiddelen dienen zodanig te zijn dat het gevelelement niet door de bouwconstructie kan worden belast.

De onderlinge afstand van de bevestigingspunten van gevelelementen hart-op-hart aan het bouwkundig kader mag niet meer bedragen dan 800 mm. Bevestigingspunten dienen tussen 150 en 300 mm vanuit de buitenhoeken van het element c.q. vanuit ontmoetingen met stijlen en dorpels te worden geplaatst.

Tenzij door berekening of beproeving kan worden aangetoond dat een grotere hart-op-hart afstand geen bezwaren oplevert tegen enige eis, moet aan de eis worden tegemoet gekomen.

Doorschroeven is toegestaan indien achtervullingen worden toegepast en de elementen niet worden vervormd. Bij het eventueel doorschroeven van onderdorpels dienen er voorzieningen te worden getroffen teneinde te voorkomen dat langs de schroefgaten water in de bouwkundige constructie kan dringen. Waterkeringen mogen door de montage niet worden beschadigd door bijvoorbeeld doorboren.

Ter plaatse van de scharnieren van ramen en deuren moeten (eventueel extra) bevestigingsmiddelen zijn aangebracht.

Bij inbraakwerende gevelelementen moeten ter plaatse van sluitpunten veelal maatregelen worden getroffen, waardoor deformatie van de aansluitende stijlen en/of dorpels onder belasting bij (manuele) beproeving overeenkomstig NEN 5096 tot een minimum beperkt wordt en het openen van afgesloten beweegbare delen niet zonder destructieve beschadiging kan.

De beglazing dient, overeenkomstig NPR 3577, te geschieden.

Het markeren van glas met krijt of kalk is niet toegestaan. Stickers dienen gemakkelijk te verwijderen te zijn en aan de binnenzijde te zijn aangebracht.

De VMRG-gevelelementen dienen, met een maximale afwijking van 1 mm/m1, waterpas, te lood, haaks en vrij van scheluwvorming te worden gemonteerd, dit alles met inachtneming van een tolerantie van ± 3 mm ten aanzien van de as en stramienlijnen alsmede peilmaten. 

Alle verankeringen voor zover niet ­ vervaardigd uit roestvaststaal of aluminium - dienen afdoende tegen corrosie te zijn beschermd en mogen zelf ook geen aantasting van het gevelelement veroorzaken (zie Combinatie van metalen).


Principe van de waterkering en luchtdichting
Screenshot-Principe van de waterkering en luchtdichting-H14.png

 

14.6 Schadeherstel tijdens de bouwfase voor de oplevering

Met schadeherstel tijdens de bouw wordt bedoeld het herstellen of in originele staat terugbrengen van opgelopen lakschade tijdens de bouwfase of maak/productie fase bij de gevelleverancier of systeemleverancier. Bij het schadeherstel wordt meestal op het werk, ofwel op de bouwplaats, met moderne applicatietechnieken in de buitenlucht, het gevel(product) hersteld. Het feit dat dit niet in een fabriek gebeurt onder geconditioneerde omstandigheden, geeft de gevoeligheid van deze bewerking aan. Het is niet mogelijk een poedercoating aan te brengen op de bouwlocatie.

Er wordt bij schadeherstel met natlak gewerkt. De applicateur doet voorafgaand aan een schadeherstel opdracht vooronderzoek om alle parameters af te stemmen voor de herstelbewerking. Het uitgangspunt is altijd de door de opdrachtgever vastgestelde kwaliteitseis en functionaliteit, van het gevelelement.

De volgende kwaliteitspunten zijn van belang bij natlak applicaties op de bouwplaats:
-    Lakhardheid: De applicateur kan met technische fiches aantonen dat de hardheid gelijkwaardig is na herstelling. Hier worden bijvoorbeeld de poederklasses vastgesteld.
-    Laagdikte van de lak: De laagdikte moet 100% teruggebracht worden tot het originele werk.
-    Glans van de lak: De glansgraad wordt in oorspronkelijke gradatie teruggebracht.
-    Kleur: Kleur kan worden teruggebracht tot het origineel door middel van color matching.
-    UV-bestendigheid: Deze kan op verschillende manieren worden opgewaardeerd. Een veelgebruikte is transparante UV-bestendige lak over de applicatie aanbrengen.

Bij schadeherstel kan het noodzakelijk zijn deuken of krassen te moeten opvullen. Belangrijk hierbij is de kwalitatieve hechting met de ondergrond.

14.7 Afgemonteerde gevelelement (oplevering)

Na de montage dient van elk VMRG-gevelelement minimaal te worden gecontroleerd of:

-    De beweegbare delen en het hang- en sluitwerk goed en soepel functioneren; 
-    De beglazing onbeschadigd is;
-    De aansluitingen op het bouwkundig kader correct zijn uit­gevoerd;
-    Het oppervlak (profielen, glas en panelen) vrij van beschadigingen is, met inachtneming van de visuele beoordeling zoals omschreven in 14.9.

De aansluitingen van het gemonteerde gevelelement dienen prestaties te leveren zoals die gelden voor het te monteren element overeenkomstig bepalingen in hoofdstuk 2 Functionele eisen.

Gemonteerde metalen gevelelementen dienen overeenkomstig as- en stramienlijnen als op geautoriseerde tekeningen aangegeven, waterpas en alzijdig te lood te staan, tenzij dit overeenkomstig tekeningen anders moet.

De afwijking t.o.v. de as- en stramienlijnen alsmede t.o.v. peilmaten, mag niet meer bedragen dan 3 mm. Het verschil in lengte van de diagonalen, gemeten vanuit de buitenhoeken, mag niet meer verschillen dan 3 mm. De scheluwvervorming van gevelelementen mag in absolute zin niet meer zijn dan 3 mm.

Horizontale regels en dorpels mogen niet meer dan 2 mm doorbuigen onder het eigen gewicht of het gewicht van panelen, glas of andere vlakvullingen.

Bij bovendorpels moet de naad zo zijn uitgevoerd, dat er geen water op kan blijven staan. Folies of andere vochtweringen die in de bouw aanwezig zijn kunnen bovengenoemde voeg ook afdekken. VMRG-gevelelementen mogen niet door een vochtweringsmateriaal, zoals een loodslabbe, worden aangetast.

Het is toegestaan, om met eventueel aanwezige loodslabben of andere vochtweringen in de ruwbouw een aanwezige naad af te dekken. Voorkomen moet worden, dat vocht uit de spouwconstructie via het gevelelement kan binnendringen.

Alle beweegbare delen inclusief de bediening daarvan door middel van het hang- en sluitwerk moeten na montage, overeenkomstig 2.10 Bediening hang- en sluitwerk, naar behoren functioneren. Beweegbare delen zoals ramen en deuren etc. mogen niet aanlopen, schranken of nekken (de hangstijl mag niet torderen bij het openen of sluiten).

De stijlen en dorpels van de beweegbare delen dienen evenwijdig te lopen met die van de vaste delen met een tolerantie van 1 mm/m1 tot een absoluut maximum van 2 mm, voor zover in de aanslag zulke toleranties zonder bezwaar in verband met de dichtingsfunctie kunnen worden opgevangen.

De waterafvoergaatjes en beluchtingsopeningen dienen open en schoon te zijn. Dit geldt ook voor onderdorpels die ten opzichte van het peil laag zijn gemonteerd.

De metalen gevelelementen moeten bij oplevering in verband met esthetische kwaliteiten bij oplevering voldoen aan 14.9.

Na montage door de VMRG-gevelbouwer zullen de VMRG-gevelelementen ‘fabrieksschoon’ worden opgeleverd. Hieronder wordt verstaan het eenmaal verwijderen van in het zicht zijnde kitresten, kitvlekken, raammerken, stickers en sticker- lijmresten op glas, panelen en profielen van de gevelelementen. Eventuele beschermingsmaatregelen, dienen zo snel mogelijk verwijderd te worden zodra deze niet meer nodig zijn.  In overleg met de opdrachtgever dient bepaald te worden wie hiervoor verantwoordelijk is. Dit ter voorkoming van aantasting van de oppervlaktebehandeling. Het verwijderen van bouwvuil, stof, het wassen en zemen van de VMRG-gevelelementen valt niet onder ‘fabrieksschoon’.

14.8 Oplevering

Direct na montage wordt het werk - eventueel in delen - opgeleverd en gaat de overeengekomen garantietermijn in. Schade, die tijdens de montage ontstaat, en niet is veroorzaakt door de VMRG-gevelbouwer, komt voor rekening van opdrachtgever.

14.9 Afvalmateriaal

Opdrachtgever draagt er zorg voor dat het van de VMRG-gevelbouwer afkomstige afvalmateriaal op kosten van de opdrachtgever gescheiden kan worden afgevoerd.

14.10 Visuele beoordeling metalen ramen, deuren, vliesgevels en architecturale metalen gevelbekleding

Voor het visueel beoordelen van het glas zelf is de publicatie van Onderhoud NL /Bouwend Nederland-vakgroep glas “Beoordeling van meerbladig isolatieglas bij oplevering” van toepassing.

Het te beoordelen oppervlak moet voorafgaande aan de beoordeling ontdaan worden van gebruikssporen (verwering, vuil en schoonmaak gerelateerde symptomen) met een neutraal schoonmaakmiddel en overvloedig handwarm water. Metalen ramen, deuren, vliesgevels en architecturale metalen gevelbekleding, of onderdelen daarvan, worden visueel beoordeeld zonder eventuele afwijkingen vooraf te markeren. Alle waargenomen storende afwijkingen dienen genoteerd te worden.

Van binnenuit
Bij diffuus kunstlicht* op een beoordelingsafstand van 3 meter loodrecht op het oppervlak. Voor horizontale vlakken dient de beoordeling plaats te vinden onder een hoek van 15 graden met het oppervlak.

Van buiten af 
Bij diffuus daglicht** op een afstand van ten minste 5 meter voor het oppervlak (maaiveld of beloopbaar vlak) binnen een ooghoek van 45° (horizontaal/verticaal).

14.3 controle.jpg

*  Diffuus kunstlicht is egaal licht zonder harde schaduwen. Het licht valt van alle kanten op het oppervlak, de schaduwen zijn heel licht of ontbreken helemaal en je hebt geen last van reflectie.
** Diffuus daglicht is licht waarbij een gelijkmatig bewolkte hemel zonder direct invallende zonnestralen.

Screenshot-Tabel H14.10.png