VMRG Kwaliteitseisen en adviezen

Dé basis voor het VMRG Keurmerk. Alle bedrijven met VMRG Keurmerk worden op deze hoge eisen gekeurd. Schrijf het VMRG Keurmerk voor in uw bestek, dan bent u verzekerd van een kwaliteitsgevel.

Filter

Selecteer
Hoofdstuk/Paragraaf

10.4.1 Constructieve veiligheid

10.4.1.1 Belastingen algemeen

Om te bepalen welke glasdiktes en roedeprofielen moeten worden toegepast in glasdaken, is het van belang om te weten welke krachten er op de beglazing en onderliggende constructie komen. Dit verschilt per situatie.

Aluminium en stalen constructies moeten berekend worden volgens EN 1990, EN 1991-1-1, EN 1991-1-2, EN 1991-1-3, EN 1991-1-4, EN 1991-1-5, EN 1999 (aluminium), EN 1993 (staal), en EN 1090.

In deze normen staan rekenwaardes voor windbelasting, sneeuwbelasting, eigen gewicht en bijzondere belastingen (zoals brand en beloopbaarheid).

De wind- en sneeuwbelastingen zijn afhankelijk van de situatie en locatie. Andere belastingen zijn opgegeven waardes, die gelden voor daken in het algemeen.

Glas wordt berekend volgens NEN 2608:2014.

10.4.1.2 Windbelasting

De wind die tegen/langs een gebouw blaast, resulteert in krachten op het glasdak. Dit kunnen drukkrachten maar ook trekkrachten zijn, door windzuiging. Om te bepalen hoe groot de windbelasting op een glasdak is moeten een aantal gegevens van het gebouw bekend zijn:

  • De situatie en locatie van het gebouw en de gebouwvorm
  • De positie en de verschijningsvorm van het glasdak
     

Situatie & locatie
De hoogte van het gebouw is bepalend voor de windbelasting op het glasdak. Men kan zich indenken dat de windkracht hoger in de lucht meer kracht heeft dan op de grond. Hogere gebouwen moeten berekend zijn op een hogere windbelasting. In de Eurocode zijn waardes opgenomen tot 200 meter hoog. Naast de hoogte van het gebouw, is ook de locatie van belang.

In Nederland zijn 3 windgebieden aangewezen. De afbeelding hieronder laat voor elke provincie zien in welk windgebied deze ligt. Hierbij heeft windgebied 3 de laagste windbelasting (binnenland) en loopt het per windgebied op. Tussen de windgebieden is een zogenaamd ‘overgangsgebied’ van 5 km. Zoomen we verder in op de locatie van het gebouw, is het van belang om te weten hoe het gebouw zich verhoudt ten opzichte van zijn omgeving.

Een gebouw op een open vlakte zal logischerwijs meer vatbaar zijn voor wind dan een gebouw in een stedelijk gebied. Hetzelfde geldt voor hoge gebouwen in een gebied met laagbouw.

10.4.1.2 Aluminium_Functionele-Eisen_Luchtdoorlatendheid_Vliesgevels_WindsnelheidsgebiedenNL.jpg

Om dit te kunnen verrekenen, zijn er 3 terreincategorieën in de Eurocode opgenomen:

  • Bebouwd (III)
  • Onbebouwd (II)
  • Zee of kustgebied (o)

Langs de hele kust, inclusief het IJsselmeer en Markermeer en de eilanden is een kustzoneaangewezen. Deze lijn wordt ook wel windzone 0 genoemd. Deze categorie is toegevoegd, omdat wind vanuit open water sterk aan kracht kan winnen.

Bebouwd of onbebouwd?
Zoals boven beschreven kan het voorkomen dat een gebouw in bebouwd gebied kan staan, maar toch als onbebouwd gezien moet worden, omdat het gebouw hoger is dan de omliggende bebouwing. Om te bepalen wat bebouwd en wat onbebouwd is, wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde terreinruwheid, wat weergeeft hoe gemakkelijk de wind over het terrein kan waaien.

Er is sprake van een bebouwde omgeving als de ruwheidslengte van het omliggende terrein in een bepaalde sector groter of gelijk is aan 0,7 m. Is de ruwheidslengte kleiner dan 0,7 m, dan wordt de omgeving als onbebouwd aangemerkt.


Sector
Onderdeel van het terrein rondom een bouwwerk, dat zich over hoeken van circa 45º rondom het bouwwerk uitstrekt tot een afstand tussen 50 maal de bouwwerkhoogte en ten hoogste 5 km. (zie tabel NB.4)


Ruwheidslengte
Maat voor de ruwheid van het terrein ten aanzien van de wind. (Z0 in tabel NB.3)

10.4.1.2 glasdaken_terreincategorien.jpg

10.4.1.2 glassdaken_afstand_R_tot_hoogte.jpg

Opmerking gebouwhoogte
In het algemeen zal de dakbeglazing op het hoogste punt van het gebouw geplaatst worden. Soms is het echter zo dat een glasdak op een lager gelegen deel is gesitueerd, of dat we een deel van de glasconstructie als gevel uitvoeren.

Voor een glasdak op een lager gelegen dakdeel moet de gebouwhoogte van een eerstvolgende gebouwdeel worden aangehouden. Voor het glasdak op onderstaande figuur dient gebouwhoogte h2 te worden aangehouden. In sommige gevallen (bij grotere gebouwdelen) kan het mogelijk zijn om een lagere gebouwhoogte aan te houden.

10.4.1.2 h2h1.jpg


Voor het bepalen van de extreme stuwdruk gelden er 3 situaties:

10.4.1.2 extreme_stuwdruk.jpg


De stuwdruk uitgerekend door de bovenstaande 3 gegevens in te vullen.

  • De hoogte van het gebouw
  • Het windgebied waarin het gebouw zich bevindt.
  • Een bebouwd of onbebouwd gebied


Op basis van deze gegevens wordt conform de Eurocode een stuwdruk bepaald. De stuwdruk Pw wordt uitgedrukt in N/m2. Deze stuwdruk wordt vervolgens gebruikt om in combinatie met de windvormfactoren tot een windbelasting te komen.
 

Positie en verschijningvorm
Nu bekend is waar het gebouw zich bevindt en hoe hoog het gebouw is, kijken we naar het glasdak zelf. Wat voor soort overkapping is het? Waar ligt het op het dakvlak en onder welke helling ligt het glasdak? Deze vragen hebben betrekking op de windvormfactoren, die verrekend moeten worden met stuwdruk om de windbelasting op het glasdak te bepalen. Alle factoren samen vormen de windvormfactor Ct.

De totale windbelasting wordt dan: Ct . Pw.

De totale windvormfactor Ct op een constructiedeel is opgebouwd uit de windvormfactoren aan beide zijde van het constructiegedeelte: (Ct = Cpi + Cpe,loc).

10.4.1.2 tabelgebouwtype.jpg


De invloed van de positie op de totale windbelasting is hoog. In veel gevallen valt een groot deel van het dak onder positie ‘Midden’. Echter voor de continuïteit van de dakbeglazing wordt standaard positie ‘Rand’ aangehouden. In sommige gevallen is het gunstig om te kijken welke beglazing in ‘Midden’, ‘Rand’ of ‘Hoek’ vallen.

*: een open gebouw heeft als aandachtspunt dat obstakels onder de kap de windstromen kunnen beïnvloeden. Er moet rekening gehouden worden met een zogenaamde blokkeringsgraad φ. Als φ = 0 is, gaat het om een lege overkapping; φ = 1 betekent een volledig gevulde overkapping aan de lijzijde van het dak.

10.4.1.2 windstromen.jpg

10.4.1.3 Sneeuwbelasting

Wanneer er sneeuw op het dak ligt, resulteert dit in een drukbelasting op het glasdak. Om te bepalen met welke belasting gerekend moet worden, zal bepaald moeten worden wat de karakteristieke sneeuwbelasting is, en welke factoren van invloed zijn op de uiteindelijke rekenwaarde.

De karakteristieke sneeuwbelasting sk voor Nederland conform de Eurocode op de grond is 700 N/m2. Dit is de sneeuw die loodrecht op het aardoppervlak valt. De sneeuwbelasting op het dakvlak wordt in hoofdzaak bepaald door de dakhelling en de locatie/daktype.

Bij hellingen vanaf 30° loopt de sneeuwbelasting af tot 0 bij een helling van 60°. Voor de sneeuwbelasting S geldt:

S = μ. s. C. Ct

Hierin is μi de sneeuwvormfactor, die afhankelijk is van het daktype en omgevingsfactoren. Dit wordt in de NEN-EN1991-1-3+C1 beschreven per daktype (paragraaf 5.3.2 t/m 6.2). Voor Ce en Ct wordt de factor 1 aangehouden. 

Er zijn 8 keuzes, waarvan 6 daktypes. Daarnaast kan geen sneeuwlast worden gekozen en kan een eigen waarde worden opgegeven, die op het hele glasdak wordt geplaatst De andere daktypes worden berekend volgens de Eurocode, waarbij sneeuwophoping kan optreden. Hierbij loopt de sneeuwlast geleidelijk op tot een absoluut maximum van 4,0 x 700 = 2800 N/m2.

10.4.1.3 tabel_daktypes.jpg

10.4.1.3 opmerking_daktype.jpg


Een voorbeeld van sneeuwophoping:

10.4.1.3 sneeuwbelastingvormcoefficienten.jpg

 

10.4.1.4 Eigen gewicht

Het eigen gewicht wordt bepaald door de dikte van het glas. De belasting loodrecht op de ruit wordt berekend met: dikte beglazing . gewicht glas (=0,025 kN/m²) . cos(α).

10.4.1.5 Bijzondere belastingen

Beloopbaar/begaanbaar
Glas wordt in steeds meer situaties toegepast, waarbij ook beloopbare varianten niet meer uitzonderlijk zijn. Er zijn een tweetal situaties te onderscheiden.

  1. Binnen de glasdaken wordt de beglazing regelmatig uitgevoerd als incidenteel beloopbaar voor onderhoud en schoonmaakwerkzaamheden.
  2. Echter ook publiek toegankelijke glazen constructies behoren tot de mogelijkheden.


De bijbehorende belastingen hebben grote invloed op de glasdikte en ook op de aluminium constructie. Wanneer de beglazing toegankelijk is voor publiek, gelden er zware belastingen doordat de beglazing als vloer uitgerekend dient te worden.

De belastinggevallen worden in deze paragraaf beschreven om een beeld te krijgen van de impact op de beglazing. Er zijn 24 verschillende belastingcombinaties, die in ieder geval een puntlast en een vlaklast op de beglazing uitoefenen.

De hoogte van de (vloer)belastingen is in de Eurocode bepaald door gebruiksklasse te onderscheiden. In de norm zijn 8 klassen (A t/m H) onderscheiden, die van huishoudelijk gebruik tot en met zware voertuigen loopt.

Binnen de klassen is een onderverdeling gemaakt naar type vloer / horizontaal vlak. Zo is er binnen klasse A (huishoudelijk gebruik) onderscheid gemaakt tussen vloeren, trappen en balkons.

Klasse A t/m G gaat over publiekelijk toegankelijke beglazing.

Klasse H gaat over beloopbare daken voor onderhoud en schoonmaakwerkzaamheden. Hierbij is het dak niet publiekelijk toegankelijk en gelden er daardoor aanzienlijk lagere ontwerpbelastingen. Dit komt omdat verwacht mag worden dat het dak betreden wordt door vakbekwame personen met kennis van de te volgen procedures om te kunnen werken op een (glas)dak. Bij glasdaken is dit belangrijk, vandaar dat we dit in de volgende paragraaf nog extra verduidelijken.

10.4.1.5 klasse_van_belaste_oppervlakte.jpg


H-daken beloopbaar glas 
Bij het ontwerpen van een glasdak dient rekening gehouden te worden met de wijze van schoonmaken. Ook wettelijk gezien moeten architecten en ontwikkelaars gebouwen realiseren die in gebruiksfase onderhouden kunnen worden. Om de schuine glasgevels te kunnen onderhouden, moeten ze toegankelijk zijn voor onderhoudspersoneel. Bereikbaarheid vanaf belendende daken of een onderhoudsinstallatie wordt voorgeschreven. De ontwerper vindt een glazenwasinstallatie echter vaak “beeldvervuilend”. Een alternatief (hoewel in de regelgeving dit als ‘laatste redmiddel’ wordt gezien) is het toepassen van incidenteel beloopbaar glas.

Steeds vaker wordt dan ook geëist dat het glas incidenteel beloopbaar wordt uitgevoerd om onderhoud en schoonmaakwerkzaamheden uit te kunnen voeren. De bijbehorende belastingen conform de NEN EN 1991 behoren tot klasse H, een klasse binnen dakbelastingen welke uit gaat van niet publiekelijk toegankelijke daken maar enkel voor onderhoud en herstelwerkzaamheden.

In NEN 2608-2014  wordt meer uitleg gegeven over de normering rondom beloopbare beglazing. Hierbij wordt in gegaan op de stappen die genomen moeten worden om te bepalen in welke mate het glas beloopbaar en doorvalveilig moet zijn voor onderhoud en schoonmaakwerkzaamheden.


NEN 2608-2014
Wanneer is er sprake van beloopbaarheid ten behoeve van onderhoud en reparatie? Bij een glasdak met een helling tot 20º is er kans voor beloopbaarheid, zie onderstaand schema.

10.4.1.5 Organogram.jpg

  1. Voorbeelden zijn: alle glaspanelen zijn bereikbaar vanuit een aangrenzend beloopbaar dakdeel (via een trap) goed bereikbaar; constructie is voorzien van een speciale wasinstallatie of andere voorzieningen waarmee elk element bereikbaar is voor reparatie en onderhoud zonder het glas te betreden.
  2. Daklichten en dakramen zijn conform de norm uitgezonderd van doorvalveiligheid.


Als uit het schema blijkt dat het glas niet beloopbaar uitgevoerd hoeft te worden, moet het toch doorvalveilig zijn. De kans bestaat namelijk dat de glazenwasser tijdens het schoonmaken vanuit bijvoorbeeld de dakgoot struikelt en op een ruit valt (stootbelasting). Tabel 1 en 2 geven de rekenwaarden voor veranderlijke en bijzondere belasting tbv onderhoud en reparatie van incidenteel beloopbaar glas. Deze moeten nog vermenigvuldigd worden met de veiligheidsfactor (van 1.5).

Tabel 1. Beloopbaar t.b.v. onderhoud en reparatie (veranderlijke belasting)

10.4.1.5 tabel_1_beloopbaarheid.jpg


Tabel 2. Beloopbaar t.b.v. onderhoud en reparatie (bijzondere belasting)

10.4.1.5 tabel_2_beloopbaarheid.jpg

Voor het bepalen van de glassamenstelling, in verband met letsel wering, voor horizontaal glas, moet NEN 2608 gehanteerd worden.
 

OPMERKING:
De normtekst impliceert dat transparante dakafwerkingen niet beloopbaar hoeven te zijn, omdat men kan zien dat er geen dragende constructie onder de persoon aanwezig is. Echter in de normen staat ook dat constructies onderhouden moeten kunnen worden. Glasdaken dienen dan ook incidenteel beloopbaar te moeten zijn om het dak te kunnen onderhouden. De belasting conform tabel 6.10 dient aangehouden te worden. Ook al werkt men met bijvoorbeeld lastspreidende middelen, moet de beglazing nog berekend worden op deze belasting.


Glasdikteberekening
Met bovengenoemde belastingen, kan bepaald worden welke glassamenstelling benodigd is om de optredende belastingen af te kunnen dragen. Voor de glasdikteberekening wordt gebruikt gemaakt van de NEN 2608:2014. De toegestane doorbuiging volgens de NEN 2608:2104 is dermate groot, dat deze onder een helling van 5° verder beperkt moet worden om wateraccumulatie te voorkomen.


Roedeberekening
De roedes moeten in ieder geval voldoen aan de doorbuigingseis van 1/250ste van de overspanning van de roede. Bij hellingen 5° moet de doorbuiging verder beperkt worden om wateraccumulatie te voorkomen.

10.4.1.6 NEN-EN 1090

De NEN-EN 1090 omschrijft kwaliteitseisen voor het vaststellen van de conformiteit van stalen en aluminium constructieonderdelen.

Per 1 juli 2014 geldt de verplichting een CE markering en Prestatieverklaring (DoP) op te stellen voor stalen en aluminium constructiedelen in een gebouw. De NEN-EN 1090 is een Europees geharmoniseerde productnormering om de kwaliteit van stalen en aluminium draagconstructies en hun bewerkingen, zoals lassen en verspanen, te beheren via een eenduidige methodiek binnen geheel Europa.

Binnen de bedrijfscertificering is de keuze uit 4 certificeringsniveau ’s, gebaseerd op de uitvoeringklasse EXC 1, 2, 3 en 4. Alle bedrijven die glasdaken in hun programma hebben dienen minimaal een certificering te hebben. Aan de hand van de certificering kan gezien worden welke glasdaken het bedrijf mag aanbieden. Met een EXC 3 certificering kunnen vrijwel alle bouwconstructies geproduceerd worden en mogen zelfs een groot aantal niet-statische constructies geproduceerd worden.

10.4.1.6 bepaling_uitvoeringsklasse.jpg